Veel vrouwen gaan er vanuit dat je geen borstvoeding meer kunt geven na een borstoperatie of een borstvergroting. Dit is echter niet altijd het geval. Bij een borstverkleining wordt weefsel weggehaald en daarbij ook melkgangen. Hoe meer borstweefsel er verwijderd wordt hoe meer melkgangen verdwijnen en des te kleiner de kans is dat er borstvoeding gegeven kan worden. Bovendien worden er vaak bij een borstverkleining melkgangen los geknipt bij het verplaatsen van de tepel, wat ook niet echt bevorderlijk is.
Bij een borstvergroting is het niet zo dat de kans dat het lukt om borstvoeding te geven vergroot wordt, maar deze hoeft ook niet perse verkleint te worden. Of je nog borstvoeding kunt geven hangt af van de plek waar het implantaat geplaatst wordt. Een implantaat kan onder de borstklier geplaatst worden of achter de borstspier. Wanneer er een snee onder de borstplooi of de oksel wordt geplaatst kan het implantaat direct achter het klierweefsel geplaatst worden en zullen de meeste melkgangen geen schade opleveren waardoor borstvoeding meestal gewoon nog mogelijk is.
Wanneer er een snede gemaakt wordt rond de tepelhof is de kans groot dat er meerdere melkgangen geraakt worden en schade kunnen oplopen. In dit geval is de kans een stuk kleiner dat borstvoeding gaat lukken.
Ook bij andere soorten borstoperaties is het afhankelijk van het intact houden van de zenuwen, melkgangen en de tepel of het mogelijk is om uiteindelijk nog borstvoeding te kunnen geven.
Borstvoeding kan ook gegeven worden uit een borst als dit de enige mogelijkheid is.